Een gedenkwaardige, mooie reis, toffe reisleider, een unieke ervaring in een land waar ze de tijd hebben laten stilstaan. Mingalarbar!
Myanmar, het noemde ooit Birma, een land waarvan de bevolking al decennia leeft onder het juk van militairen die het als hun persoonlijk wingewest beschouwen. Een bestemming met een gewetensprobleem maar de vele lovende commentaren van medereizigers hebben ons over de streep getrokken en zo landen we met Malaysia Airlines, via Frankfurt en Kuala Lumpur, op de luchthaven van Yangon, het door het regime herdoopte, Rangoon. We zijn met 18 plus onze AndersdanAnders reisleider Walter Rillaerts.
Het is er bloedheet, de zon levert met gemak 35º. Van de bagage moeten we ons alvast niks aantrekken, een ganse equipe ontfermt er zich over en we vinden ze netjes terug als we onze hotelkamer binnenstappen. Mooie kamer overigens met prachtig zicht op het Inya meer.
Met wat jetlag en een kop die gevuld lijkt met watten, beginnen we aan onze namiddag citytrip. Sedert de Britten het er voor bekeken hielden in 1948 is er niet al te veel meer veranderd, en het geheel maakt een vervallen, vermoeide indruk, ondanks het levendige verkeer en de verkopers die met hun kleurrijke stalletjes de trottoirs bezetten.
Mannen en vrouwen lopen hier rond in een "longyi", een grote lendendoek, en teenslippers, je gsm werkt er alleen als je een lokale sim kaart koopt en euros en creditkaarten zijn hier even nuttig als de tieten van een stier, hier is de dollar en de lokale kyat koning en je wisselt ze op de "officiele" zwarte markt. Het is het Chinese Nieuwjaar, het jaar van de Tijger, en de Chinese gemeenschap in de stad viert dat met overgave.
Ons eerste birmaans diner wordt opgediend in een plaatselijk restaurant, we hebben een eerste prachtige zonsondergang over het Inya meer en ik krijg nog net mijn tweede been in bed voor ik in slaap val.
We schepen in voor een tocht op het Twante kanaal, onder brits bestuur gegraven en geopend in 1883, dat Yangon met de zee verbindt. De wegen zijnde wat ze zijn, is het water een bevoorrechte manier om dingen te vervoeren. Alles wat drijft vindt hier wel een toepassing. Aftandse veerboten van alle slag en vrachtboten en bootjes allerhande varen op en neer. Het is extreem droog en het waterpeil staat laag. Langsheen de oevers staan kleine dorpjes, er wordt gevist en kinderen spelen in het modderige water.
We leggen aan in het dorp Twante en wandelen door de "hoofdstraat". Winkeltjes met rijst, snoep, fruit, specerijen, fietstaxis, bootjes die gelost en geladen worden door mannen "onder de zak", monniken en mensen die op een lift per boot wachten. Er heerst een gezellige drukte. Een lokale pottenbakker heeft zich gespecialiseerd in het maken van poreuze potten om water te zuiveren. Een rechstreeks gevolg van de cycloon Nargis die in 2008 dood en vernieling zaaide en talloze bronnen besmette. Een open truck wacht ons op om ons naar de Shwesandaw-pagode te brengen, een prachtig complex en de eerste van een hele reeks die we op deze reis zullen bezoeken.
We varen terug naar Yangon, eten op onze boot en gaan tegen valavond naar de Shwedagonpagode. De grootste tempel van Myanmar. 8 haren van Boeddha die er bewaard worden, samen met nog enkele andere relikwieën, hebben het een van de belangrijkste boeddhistische bedevaartoorden ter wereld gemaakt. Men heeft hier niet op een centje gekeken. De 98m hoge stoepa is bekleed met naar schatting 60 ton zuiver goud en rond de spits kleven een paar duizend diamanten en edelstenen met als toetje een diamant van 76 karaat. Je komt er niet in met je schoenen en sokken. Alles op blote voeten. De verlichting, de prachtige tempels, de pelgrims, de sfeer die tegelijk devoot en vrolijk is en het onvoorstelbare aantal boeddha beelden in alle mogelijke groottes, houdingen en uitvoeringen maken er echt een festijn voor het oog van.
We hebben een vroege vlucht naar Mandalay, en dus moeten we vroeg uit de veren. Van bagage moeten we ons weer niks aantrekken, die wordt opgehaald op de kamer en afgeleverd op onze volgende hotelkamer. Binnenlandse vluchten zijn een ervaring in Myanmar, aankondigingen worden luidkeels gebruld in de vertrekhal, het uur van vertrek is bij benadering en buiten je boarding card krijg je ook nog een sticker opgekleefd opdat je niet op het verkeerde vliegtuig zou sukkelen. Niet dat er zoveel staan, maar toch...Er hangt een lichte nevel op de startbaan en we moeten wachten tot die wat opgetrokken is.
De vlucht is kort maar met de vertraging moeten we ons haasten want we gaan naar het Mahagandayon klooster om er de tweede maaltijdbedeling, de laatste van de dag, van de monniken mee te maken. We zijn net op tijd om de lange rijen monniken te zien aanschuiven voor hun portie om die dan in stilte te verorberen in de grote gezamelijke refters.
Mandalay, de laatste koningsstad, is ook een artistiek centrum voor bronsgieten, marmer en teakhout bewerken, en we krijgen wat voorbeelden hoe met eenvoudige middelen prachtige dingen gemaakt worden. We krijgen nog iets anders te zien; achter ons verraadt zwarte rook dat er ergens een brand is in een stadsdeel en van alle kanten komen brandweerwagens die zo uit een brandweermuseum zijn wegggehaald, aangereden. De Mahamuni pagode is na de Shwedagon pagode de meest heilige in Myanmar. Het 4 meter hoge bronzen boeddha beeld, is in de loop der eeuwen door devote gelovigen bedekt met een dikke laag bladgoud. Je koopt zo'n setje met bladgoud voor 1200Kyat (iets meer dan 1USD) en die mag je naar believen overal op het beeld kleven behalve op het aangezicht. Goud kleven is alleen voor mannen weggelegd, vrouwen mogen enkel van ver toekijken.
Het Shwenandaw-klooster is dan weer een overblijfsel van het koninklijk paleis, het verblijf van koning Mindon, volledig in teakhout en ongelooflijk kunstig versierd met houtsnijwerk. Het enige gebouw van het paleizencomplex dat de vernietigende bombardementen van WWII overleefde. Diezelfde koning Mindon, een van de laatste van Birma, liet ook het "grootste boek ter wereld" maken. 729 pagodes met in ieder een marmeren plaat met op voor- en achterzijde een gegraveerde tekst van de Tipitaka, de Pali Canon of de volledige tekst van het Theravada Boeddhisme. Pikant detail, de tekst werd nagezien door een monnik die het ganse zootje van buiten kende.
Het laatste wapenfeit van de dag is de beklimming van de 230m hoge Mandalay hill. Een fikse kluif, op blote voeten, langs een overdekte trappengang die begint tussen 2 enorme chindits of mythische leeuwen. Op verschillende tussenverdiepingen staan grote boeddha beelden en mythische taferelen, een heel speciaal beeld is wel dat van een vrouw die haar afgesneden borsten (!) offert aan boeddha.
Als afsluiter van deze welgevulde dag krijgen we in het hotel nog een marionetten- en een korte dansvoorstelling cadeau.
We blijven in Mandalay en we gaan hier een boottocht maken op de Ayeyarwady rivier naar Mingun, maar eerst maken we een stop bij een kleine werkplaats waar ze die flinterdunne blaadjes bladgoud produceren die met gulle hand op beelden gekleefd worden.
In Mingun staat het voetstuk van wat de grootste pagode ter wereld had moeten worden. Koning Bodawpaya, de opdrachtgever in 1790, trok zijn staart en zijn opdracht in toen een astroloog voorspelde dat de koning zou sterven bij de voltooiing er van. Een aardbeving in 1839 vernielde grotendeels wat er al stond, maar wat rest is toch nog indrukwekkend. Bezoeken of liever beklimmen doe je weer op je blote voeten. Diezelfde koning zag de dingen groot want hij liet ook de grootste klok ter wereld gieten, de Mingun Bell, een knoert van 90 ton. Een paar honderd meter verder ligt de mooie, witte Hsinbyume pagode die zijn kleinzoon in 1816 liet bouwen.
Onze reisleider heeft hier ook nog een sociale taak, want hij heeft wat medikamenten en materiaal bij voor een zuster die hier een ouderlingentehuis runt dat enkel en alleen op giften teert.
Van begin tot eind van je bezoek wordt je omringd door verkoopstertjes die je volgen en aanklampen met de hardnekkigheid van een bullterrier maar de blije vriendelijkheid van een golden retriever hun gezichten met thanaka opgemaakt, de make-up van de bast van de gelijknamige boom.
De volgende stop met de boot is Inwa of Ava eens een hoofdstad van het rijk. We stappen over op een reeks wachtende koetsjes die ons naar het Bagaya klooster brengen, volledig opgetrokken in teakhout en ondersteund door 267 massief teakhouten palen waarvan de grootste 3m in omtrek is. Monniken geven hier onderricht aan kinderen. Dan naar de scheve Nanmyin watchtower, resultaat van de aardbeving van 1839 die de stad in puin legde, en een van de schaarse restanten van deze vroegere hoofdstad. Terug de bus op, en we rijden naar Amarapura met de U-Bein brug, een 200 jaar oude volledige teakhouten voetgangersbrug, daar stappen we in kleine bootjes om vanop het water en met de brug op de achtergrond, de zonsondergang te capteren maar de zon laat het wat afweten en het is niet het verhoopte succes.
We moeten om 06:00h de baan op en dus loopt de wekker af om 04:30 want we hebben een rit van 220km voor de boeg en daar wordt vlotjes 7h voor uitgetrokken. Het illustreert de kwaliteit van het wegennet dat gaat van matig, slecht tot heel slecht. Gelukkig is er zoveel "couleur locale" te zien onderweg dat je je geen moment moet vervelen. De huizen, de mensen, hun vervoer, hun "benzinestations", dorpjes, vrouwen die aan de baan werken, en het kurkdroge landschap. We stoppen aan een toddy tapper die z'n potten palmsap uit de kruinen van de hoge palmyrapalmen haalt en gewillig voor de foto poseert.
En dan zien we kort na de middag het silhouet van Mount Popa opdoemen ons einddoel, de heilige berg, het centrum van de "nats" of geesten, overblijfsel van het animististisch geloof, nog altijd levendig aanwezig gelijktijdig naast het boeddhisme. Het zijn meer dan 700 trappen die naar de top leiden met naast een boeddhistisch tempelcomplex ook een heiligdom voor de "nats", 37 verschillende worden er uitgebeeld. Behalve de geesten wordt de berg ook bevolkt door een flinke kolonie makaken die overal vrij rondlummelen, en aangezien je weer op blote voeten naar boven moet, kan je maar beter dubbel uitkijken waar je die neerzet.
Onze resort ligt op de tegenovergestelde berghelling, en vanuit onze bungalow hebben we zicht op Mount Popa en een zalige zonsondergang en 's avonds bij het diner in open lucht krijgen we nog een dansvoorstelling waarbij enkele "nats legendes" worden uitgebeeld.
We rijden vandaag met ons busje naar Bagan. Niet zo heel ver, maar weer door een droog maar schilderachtig landschap, met tal van noodzakelijke fotostops. De boer die met z'n zeboes z'n stoffig veld omploegt, enorme bomen, vrouwen die de was slaan aan een waterplas en een dorpje waar we vriendelijk ontvangen worden voor een kort bezoek. We stoppen ook nog aan een tempel- en kloostercomplex in Salay. Hier hebben ze een teakhouten klooster omgevormd tot een museum en in 1888 een gelakte bamboe boeddha gevonden die aangespoeld was in de rivier en daar prompt een tempel voor gebouwd.
We worden opgehouden doordat op onze weg er brand is in een dorp, alles is poeierdroog en die ene aftandse brandweerwagen is geen partij voor de vlammen die de helft van het dorp in de as legt. Een lokaal drama dat nergens het nieuws van 8h zal halen.
Na de middag arriveren we in Bagan, de stad met de duizenden pagodes en tempels en de eerste van de reeks die op het programma staat is de Ananada Tempel. Met 4 grote staande boeddha beelden, bedekt met bladgoud. Prachtig complex, goed bewaard. Een trap leidt naar de top van waarop je een geweldig panorama hebt over de omgeving. 's Avonds kleurt de hemel helemaal rood boven de site.
Liefhebbers hebben hier een ballonvaart geboekt bij zonsopgang boven de site, wij hebben dat festein aan ons laten voorbij gaan. We blijven de ganse dag tussen de pagodes van Bagan en we doen dat in stijl met paard en karos. Van de 13000 pagodes en tempels die de site ooit rijk was zijn er zo'n 2000 overgebleven en daar bezoeken we er een select aantal van. Het zijn namen die je tong makkelijk in een knoop doen slaan als je ze te snel probeert uit te spreken: Gubyaukgyi tempel, Sulamani tempel, Dhammayangyi tempel, Thatbyinnyu tempel, Shwegugyi tempel. Stuk voor stuk prachtige staaltjes van bouwkunst vooral uit de 11e eeuw en het bewijs van een hoogstaande beschaving.
We stappen terug in de bus, en na de lunch bezoeken we een van de vele lakwerk ateliers waarvoor de streek bekend is. Vlijtige vingers, met eenvoudige werktuigen en bamboestrips, maken hier prachtige dingen.
Daarna wandelen we door het dorp van Oud Bagan en bezoeken nog de Manuha tempel, gebouwd door de gevangen koning Manuha die de boeddha beelden in claustrofobisch nauwe ruimten plaatste om zo zijn miserie als gevangene aan te kaarten. En tenslotte zien we de zon ondergaan vanop de Ayeyarwady rivier.
We beginnen de dag met een bezoek aan de plaatselijke markt waar de lokale mensen hun inkopen doen en rijden dan naar de Shwezigon Pagode, weer zo'n groot complex, hier maakt een beentje en een tand van Gautama Boeddha de rijkdom uit, en van daar naar de Dhamma Ya Zika pagode. Langs een steile trap kan je daar tot op het hoogste terras gaan en nog eens genieten van het panorama. We vinden onze karoskes terug en we maken een laatste tocht dwars doorheen de site.
Met de bus terug naar ons Resort en dan platte rust voor de rest van de dag. Het zwembad lokt, dolce far niente en 's avonds kleurt de hemel weer helemaal rood.
De binnenlandse vlucht van Air Bagan vertrekt redelijk op tijd en we landen op de kleine luchthaven, een voormalige militaire, van Heho. We zitten in de Shan staat van Myanmar en dit is een landbouw gebied bij uitstek en de thuis van verschillende bergstamvolkeren. We stoppen aan zo'n dorp van de Pa-O dat opvalt door z'n netheid en orde. De gemeenschap van dit dorp heeft een duidelijke graad van welstand. Verderop is een groep volop bezig met de oogst van de tarwe en ook die krijgen een bende fotograferende toeristen over zich heen.
In Pindaya is de publiekstrekker een grottencomplex met meer dan 8000 boeddha beelden waarvan de oudste dateren van begin 1700, allemaal giften van gelovigen en pelgrims, en er komen er alle dagen nog bij. Ons Hill Top Villa Resort in Kalaw ligt op meer dan 1300m en het is hier beduidend minder warm, maar we worden hartelijk begroet met trommels en cimbalen.
De nacht was fris en de morgenstond ook, want het is maar 11º in onze blokhut, 9° buiten en het is wachten op de zon om de boel wat op te warmen. Vandaag gaan we wandelen. Op weg naar het vertrekpunt marcheert een lange rij monniken ons voorbij op hun dagelijkse almsronde en alles wat zich fotograaf noemt spurt uit de bus. Wij worden gedropt enkele km buiten Kalaw aan de rand van een vallei. Onze wandeling begint met een afdaling naar de bodem van vallei langs een redelijk steil pad. Beneden wandelen we tussen velden en enkele schaarse huisjes die daar staan en dan gaat het terug bergop naar het dorp van de Palaung. Het is een beetje puffen maar je hebt mooie vergezichten, en de mensen op weg naar hun velden poseren gewillig voor de foto. Na een goed uurtje klimmen zijn we aan het dorp en worden we uitgenodigd in het enige overblijvende longhouse waarin vroeger verschillende families verbleven, maar het is duidelijk dat de nieuwe generatie de voorkeur geeft aan individuele huizen. We moeten dezelfde weg terug, eerst afdalen in de vallei en dan bergop naar de rand van de weg en de bus die ons opwacht. De wandeling schijnt voor sommigen wat zwaarder te zijn uitgevallen dan verwacht, er sleept zelfs een enkele lip over de grond, want na de noodle-lunch in een sympatiek eethuis melden zich maar 6 die-hards voor de tweede wandeling van vandaag, een kleine tocht in de natuur langs de droogliggende rijstvelden. Heel mooi trouwens.
We zijn vroeg genoeg terug om nog wat te genieten vanop ons terras van de langzaam ondergaande zon en de mistige heuvels aan de horizon tot het tijd is voor ons diner in het 7 Sisters restaurant.
Dinsdag 23.02.10
Onze bagage gaat vandaag met de bus direkt naar het Inle meer, maar wij gaan met wat beperkte bepakking voor 2 nachten naar Kyaing Tong in de Shan staat aan de grens met China. We rijden terug naar de kleine luchthaven van Heho maar stoppen eerst nog in Kalaw voor wat noodzakelijke aankopen op de kleurrijke en permanente markt. Veel schoeisel is bij de wandeling gewogen en te licht bevonden, en hier is degelijk en tegelijk spotgoedkoop materiaal voorhanden; een linnen legerschoen met een stevige zool al dient eerlijkheidshalve gezegd dat de autochtonen overal moeiteloos bergop en bergaf lopen met hun teenslippers.
In een eenvoudig eethuisje aan de luchthaven lunchen we en dan wachten we op onze vlucht van Air Bagan. Vluchtschemas zijn een beetje afhankelijk van vraag en aanbod van de dag, het onze zal ons van Heho naar Mandalay brengen dan naar Tachileik en uiteindelijk naar Kyaing Tong. Bij iedere tussenlanding wordt er 15 minuten uitgetrokken voor het uitstappen, instappen, bagage lossen en laden. Ryan Air kan hier nog wat inspiratie opdoen.
In Kyaing Tong staan 3 open pick-up trucks klaar, 1 voor de bagage en 2 voor ons. Bagage wordt afgezet in het hotelletje en wij gaan op zoek naar een paar van die originele bergvolkeren in de omgeving. Dit is een vruchtbare streek, en we passeren grote plantages van rubberbomen en groene rijstvelden. Niet ver van elkaar liggen een dorp van de Akhu en de Khun-Shan waar, op het ogenblik dat wij er aankomen de koeien en de waterbuffels van de velden worden gehaald.
Het diner 's avonds in een chinees restaurant is geen daverend succes; het is nog gedeeltelijk in opbouw en eigenlijk eten we zo'n beetje op een bouwwerf.
We worden gewekt door het ontwaken van de stad, het geratel van het verkeer, de muezzin en de kerkklokken. We gaan weer wandelen. De trucks brengen ons naar een dorp van de Akha en blijven hier. Het welkomstcomite staat klaar met een uitgebreide collectie kleurrijke prullaria, zonder twijfel het resultaat van vele uren werk van hele families. Gelukkig zijn er goede zielen die er niet aan kunnen weerstaan.
Wij gaan te voet verder en vooral bergop naar het volgende dorp van de Ann. De weg er naartoe stijgt constant en is een kuitenbijter maar je loopt in de schaduw van prachtige bomen. De Ann zijn animisten, geloven dat in alle dingen geesten huizen, en onderscheiden zich door hun indigo kleding en hun zwarte tanden. De weg terug levert mooie panoramas van de droge rijstterassen die wachten op de moesson regens.
Wij picknicken, wandelen naar de trucks en op weg naar de stad bezoeken we nog een lokale distillerie van rijstwijn. Er wordt in Myanmar goeie kwaliteit rhum en zelfs whiskey gebrouwen maar volgens onze lokale gids, Dominique, is dit gegarandeerd "hoofdpijn in vloeibare vorm"en krijgt het kwaliteitslabel "te mijden". We stoppen nog aan een dorp van de Silver Palaung met hun specifieke kledij en, hoe kan het anders, zilveren versieringen en rijden dan naar Kyaing Tong om aan het Naung Ton meer een terrasje mee te pikken met een echte pint myanmarbier van 't vat.
En dit keer is het chinees restaurant (een ander), waar we aanbelanden voor het diner, perfekt op alle gebied.
Vandaag vliegen we weer, maar eerst wandelen we nog eens naar de reusachtige markt die vlakbij is en waar zowat alles te koop wordt aangeboden. En dan gaan we nog eens kijken naar de kathedraal met daarbij een seminarie dat vlakbij een boeddhistisch klooster met een enorm boeddha beeld staat. De kerk is dicht en niemand vindt de sleutel.
We vliegen dit keer met het enige vliegtuig van Air Mandalay terug naar Heho. Ons busje wacht er en brengt ons naar het Inle meer.Op 900m hoogte is het een van de grootste toeristische trekpleisters van Myanmar, beroemd om zijn "drijvende tuinen" die met lange bamboestokken in de bodem van het meer worden verankerd, en bewerkt vanuit de bootjes, en de "beenroeiers". Staand op een been, roeien ze met het andere been rond de peddel, een unieke techniek en een even uniek zicht.
Na de lunch beginnen we direct aan onze ontdekkingstocht. Er zijn 5 longboats, 4 man per boot die ons met een krachtige motor over het meer jagen. Er wordt gevist met een soort fuiken of men verzamelt wier om te gebruiken in de drijvende tuinen. Alles gebeurt hier op en langs het water. Huizen staan op palen, tegen de hoge waterstand tijdens de moesson, maar momenteel is dat niet aan de orde. De droogte speelt ook hier parten want op sommige ogenblikken is het meer "modder glijden" dan varen.
We bezoeken vandaag het Nga Phe Chaung (zeg 'n-p-chong) klooster, met een verzameling antieke en kostbare beelden, tronen en altaren en bij een zilversmid maken naarstige vingers op ambachtelijke wijze prachtig spul. De ondergaande zon toont zich van haar fotogeniekse kant wanneer we terug naar ons Resort stomen.
Het is een poëtisch beeld, de lichte nevel boven het water, de heuvels op de achtergrond, de bootjes met vissers en de drijvende tuinen. De ganse dag zijn we met onze longboats op het meer en we varen eerst naar de Shwe Indain pagodes, gelegen aan het einde van een lang en kronkelend kanaal, hier en daar gedeeltelijk afgedamd om het waterpeil hoog te houden, met een nauwe doorgang voor de bootjes. Waterbuffels genieten van hun ochtendbad en vrouwen doen er de was.
Ooit moet Indain een belangrijk centrum geweest zijn, getuige de meer dan 1000 pagodes die naast elkaar zijn opgetrokken, maar hier heeft de tand des tijds hard toegeslagen. De meeste staan er haveloos bij maar toch heeft het geheel nog iets majesteitelijk. Vlak erbij is een nieuw klooster- en tempel complex opgetrokken en er worden wat pogingen ondernomen om de oude pagodes te restaureren. Een lange overdekte gang leidde oorspronkelijk naar de site, maar die is nu grotendeels ingenomen door standjes met allerlei lekkers voor de toerist, gaande van T-shirts tot pseudo en echte antiquiteiten, "gerecupereerd" uit vervallen pagodes.
We varen terug voor de lunch naar een hotel op het meer. Ze hebben hier nog een verrassing in petto; speciaal voor ons, een race tussen 2 boten met ieder zo'n 40 beenroeiers aan boord, een evenement niet alleen voor ons maar voor groot en klein in het dorp.
Nog een bezoekje aan een grote weverij waar ze met zijdedraad en draad van de lotusstengel mooie dingen maken, een werkplaats waar jonge dames birmaanse sigaren produceren en een werf waar longboats in teak gemaakt en hersteld worden en dan stoppen we nog een keer aan de Phaung Daw U pagode. Hier staan 4 kleine boeddha beelden die dusdanig beplakt werden met bladgoud dat ze vervormd zijn tot vormeloze bollen.
In afwachting dat het tijd is om terug naar de luchthaven van Heho gevoerd te worden, wandelen we nog even door het naburige dorp. Een groep mensen treft hier voorbereidingen voor de begrafenis van een man. Kist en toebehoren worden ter plaatse gemaakt en versierd en zal samen met de overledene verast worden. De ganse dorpgemeenschap wordt erbij betrokken en aangezien boeddhisten geloven in reïncarnatie is dat niet echt een trieste aangelegenheid.
Op weg naar de luchthaven komen we voorbij een klooster waar een lokale festiviteit aan de gang is, het "moonfestival"; bij volle maan, wordt door de dorpelingen die van ver in de omgeving zijn afgezakt, ongekookte rijst van de eerste oogst uitgedeeld aan de monniken en de nonnen. Er is verrassend veel volk en er heerst een uitgelaten, kermisachtige sfeer. We vliegen dit keer met Air Yangon na de middag naar Yangon en komen daar tegen de avond aan.
Laatste dag, en we bollen uit. We gaan nog eens naar de Shwedagon pagode voor een bezoek, maar dan bij daglicht. Er is wat minder volk en we kunnen nog eens alle fotos nemen bij een ander licht, maar het blijft een onvoorstelbaar prachtig geheel waar je amper op uitgekeken raakt.
En dan gaan we met de trein rijden! Wie dat banaal vindt heeft nog nooit een trein genomen in Myanmar. We gaan mee voor een zestal stations zeg maar "stops". Wellicht had men oorspronkelijk enkel staanplaatsen voorzien in de wagons en pas in allerlaatste instantie beslist om er toch wat zitbanken bij te doen, op topsnelheid haalt ie met gemak 20km/h en je moet het uitstappen goed voorbereiden want hij stopt gemiddeld 2 minuten aan ieder station, de airco zijn de open vensters en de uurregeling is een goed bewaard geheim. Er wordt druk gebruik van gemaakt en er zijn zelfs verkopers van frisdrank en versnaperingen die in de stations op en af de wagon hoppen. Heel uniek.
We gaan onze laatste Kyats op doen in een van de shopping centers van Yangon, nog wat souvenirs kopen voor zover dat nog nodig is, en dan is het tijd om onze koffers te pakken en afscheid te nemen van een bevolking die alle reden heeft om ongelukkig te zijn met hun situatie, maar áls ze het al zijn kunnen ze het verdraaid goed verbergen achter een oprecht vriendelijke glimlach waarmee ze je overal begroeten.